Paragrafen

Lokale heffingen

1.1 Beleid ten aanzien van heffingen

De provincie kende in 2024 de volgende heffingen:

      • Algemene heffing: Opcenten Motorrijtuigenbelasting (MRB)
      • Bestemmingsheffingen: Leges, Grondwaterheffing en Nazorgheffing

Opcenten Motorrijtuigenbelasting

De provincie heft een opslag op de Motorrijtuigenbelasting, dat zijn de zogenoemde opcenten. De provincie
bepaalt zelf jaarlijks het tarief, maar dat mag niet hoger zijn dan het maximale tarief. Het Rijk stelt jaarlijks het
maximale tarief vast, inclusief indexering. Voor 2024 was het maximum 138,3 opcenten.
In 2024 bedroeg het tarief in Flevoland 83,0 opcenten, waarmee een opbrengst is gerealiseerd van
€ 43,5 mln.

Er zit een verschil tussen het feitelijke tarief en het maximaal toegestane tarief, dat is de onbenutte
belastingcapaciteit. Voor 2024 is de financiële omvang daarvan € 29,0 mln. Voor de paragraaf
'Weerstandsvermogen en risicomanagement' wordt voor de beschikbare belastingcapaciteit overigens
uitgegaan van het verschil tussen het Flevolandse tarief en het landelijk gemiddelde, in plaats van het
wettelijk maximum.

Leges

De provincie heft leges voor diverse diensten en producten (op basis van de 'Legesverordening provincie Flevoland'). Bij de tariefstelling in de legesverordening zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • de leges voor vergunningen, ontheffingen en dergelijke zijn zoveel mogelijk gebaseerd op het gemiddeld tijdsbeslag dat met het verlenen hiervan is gemoeid, vermenigvuldigd met het gemiddelde uurtarief van de daarmee belaste medewerkers;
  • bij de berekening van de tarieven wordt maximaal een percentage van 100% kostendekkendheid gehanteerd, zodat de ter zake geraamde baten niet hoger zijn dan de geraamde lasten;
  • de tarieven worden jaarlijks geïndexeerd (aangepast aan loon- en prijsontwikkelingen);
  • naast de indexering van de tarieven wordt er, indien dat nodig wordt geacht, aanvullend getoetst op kostendekkendheid.

De provincie heft en int de leges deels zelf en heeft hiervoor deels mandaat gegeven aan Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (OFGV), BIJ12 en de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW).

Grondwaterheffing

De provincie belast het onttrekken van grondwater aan de bodem op basis van de 'Verordening grondwateronttrekkingsheffing Flevoland'. Deze verordening heeft de Waterwet als wettelijke grondslag. De provincie belast onttrekkingen vanaf 20.000 m³, waarvan de eerste 10.000 m³ is vrijgesteld van heffing. Het tarief is enerzijds gebaseerd op een raming van de lasten van het grondwaterbeheer op langere termijn en anderzijds op een inschatting van het volume van de jaarlijkse grondwateronttrekkingen. Sinds 1 januari 2010 bedraagt het tarief € 1,41 per 100 m³.

Voor zover de gerealiseerde opbrengst uit de grondwaterheffing afwijkt van de daaraan toerekenbare kosten,
is het verschil toegevoegd of onttrokken aan de voorziening 'Grondwaterbeheer'. In paragraaf 3.3.2 van de
'Toelichting op de balans' (onderdeel IV Jaarrekening) is het verloop van deze voorziening weergegeven.

Nazorgheffing

De provincie heeft een ‘eeuwigdurende’ nazorgplicht voor afvalstortplaatsen die zijn gesloten (afgedicht). Voor
dit doel is het Provinciaal Fonds Nazorg Gesloten Stortplaatsen (hierna Nazorgfonds) opgericht. In Flevoland
zijn drie afvalstortplaatsen die vallen onder het Stortbesluit, te weten:
1. Het Friese Pad (Emmeloord);
2. Zeeasterweg (Lelystad);
3. Braambergen (Almere).

Jaarlijks ontvangen de exploitanten van de stortplaatsen een aanslag voor nazorgheffing. Deze heffing wordt
door de provincie in het Nazorgfonds gestort. Het college van GS vormt het algemeen bestuur van dit fonds
(zie ook de paragraaf 'Verbonden partijen'). Het is de bedoeling dat het fonds op het moment dat de
afvalstortplaats wordt gesloten, voldoende financiële middelen heeft om eeuwigdurend het onderhoud aan de
stortplaats te kunnen bekostigen. Alleen voor Zeeasterweg is in 2024 nazorgheffing opgelegd van € 0,4 mln.

De hoogte van de nazorgheffing is afhankelijk van het benodigde doelvermogen en de beleggingsresultaten
van het Nazorgfonds. Het benodigde doelvermogen wordt gebaseerd op de kosten die voortvloeien uit de
door de stortplaatsexploitanten ingediende nazorgplannen, waar GS mee dienen in te stemmen. De
nazorgheffing is een voorlopige heffing. Voorafgaand aan de sluiting (overdracht aan de provincie) van een
stortplaats wordt de definitieve heffing berekend en opgelegd, om zeker te stellen dat het doelvermogen is
bereikt. Tot het moment van definitieve sluiting ligt het (financiële) risico bij de exploitant.

Het Friese Pad is een gesloten stortplaats, waarvoor geen nazorgheffing meer wordt ontvangen. Voor
Braambergen is inmiddels het doelvermogen bereikt en wordt geen heffing meer opgelegd. Hoewel hier geen
afval meer wordt gestort is deze stortplaats, vanwege deelname aan de landelijke pilot Introductie Duurzaam
Stortbeheer (IDS), nog niet gesloten. Hierdoor kan er voor deze stortplaats nog wel een eindheffing
plaatsvinden.

Deze pagina is gebouwd op 05/21/2025 11:17:52 met de export van 05/21/2025 11:14:49